De trein
De trein komt met piepende remmen tot stilstand bij het bijna verlaten stationnetje. Er stapt niemand uit, alleen een wat oudere vrouw stapt in.
Ik heb net mijn laptop opengeklapt om op weg naar mijn werk alvast even wat mail door te kijken. De vrouw schuifelt voorzichtig door de treincoupé en gaat op de lege plaats tegenover me zitten. Ik probeer me op mijn mail te concentreren, maar kan het niet laten om even naar haar te kijken. Van een afstandje had ze nog best kwiek geleken, maar van dichtbij zie je dat ze al behoorlijk op leeftijd is. In tegenstelling tot de andere treinpassagiers heeft ze geen oortjes in en geen mobiel of laptop voor haar neus. Ze kijkt tevreden glimlachend om zich heen en naar het langs glijdende landschap. Ik kijk met haar mee naar buiten en zie de lage herfstzon het heidelandschap in een paarse gloed zetten. Mooi gezicht eigenlijk, maar ik kan niet lang van het landschap blijven genieten, de mailtjes eisen weer mijn aandacht op. Af en toe kijk ik even zijdelings naar de vrouw. Ze onderschept mijn blik en begint opgewekt tegen me te praten. Dat het zo’n mooie dag is, dat ze op weg is naar haar zus Annie die net in de grote stad is gaan studeren, dat haar moeder niets van de grote stad moet hebben… Ik luister maar met een half oor en mijn ogen gericht op mijn laptop. Ik moet echt even die mail afmaken, maar onbewust voel ik toch dat er iets niet klopt.
‘Goedemorgen allemaal, kaartjes alstublieft!’ klinkt de luide roep van een joviale treinconducteur. Snel en geroutineerd loopt hij de treincoupé door, maar bij de vrouw tegenover mij komt hij tot stilstand. ‘Mag ik uw kaartje mevrouw?’ vraagt hij vriendelijk. De vrouw kijkt op naar de conducteur. ‘Er was niemand op het station’, zegt ze zenuwachtig, ‘dus ik kon geen kaartje kopen. Toen ben ik maar in de trein gestapt. Ik ben op weg naar mijn zus Annie, die is net voor haar studie op kamers in Amsterdam gaan wonen.’ ‘Maar deze trein gaat naar Maastricht mevrouw’, antwoordt de conducteur. De vrouw plukt onrustig aan haar vest. ‘Maar ik moet naar Amsterdam, ik wil Annie zo graag zien…’ Ze raakt zichtbaar in paniek en kijkt verwilderd om zich heen. De conducteur probeert de vrouw te kalmeren en vraagt haar rustig naar haar naam. ‘Mijn zus heet Annie en ik heet Ria.’ De man blijft professioneel kalm en vriendelijk. ‘Hoe is uw achternaam? Op welk station bent u ingestapt?’ De vrouw raakt steeds meer in paniek en blijft aan haar vest plukken. Ineens haalt ze verbaasd een briefje uit haar zak en geeft het aan de conducteur. Op het briefje staat een telefoonnummer. ‘Van wie is dit telefoonnummer?’ vraagt hij. De vrouw kijkt hem wazig aan en begint zachtjes te huilen. De conducteur besluit het nummer maar te bellen.
‘Met Roos Lademaker.’ De conducteur stelt zich voor en nog voor hij de situatie kan uitleggen, klinkt het luid uit de telefoon: ‘Heeft ze het weer gedaan! Is ze weer in de trein gestapt? Hij antwoordt dat haar moeder inderdaad zonder kaartje in de trein naar Maastricht zit. Uit de rest van het gesprek kan ik opmaken dat de vrouw tegenover mij Alzheimer heeft en soms erg in de war is en zomaar in de trein stapt. Er wordt nog wat heen en weer gepraat en dan sluit de conducteur het gesprek af met: ‘Goed, dan zie ik u zo op station Venlo.’
De conducteur en de verwarde vrouw stappen samen uit op het eerstvolgende station in afwachting van de dochter die haar moeder komt ophalen. De trein rijdt zonder hen verder. Ik klap mijn laptop dicht en kijk uit het raam naar het langs glijdende landschap.