Op advies van een van de vrijwilligers van OnsOverbetuwe plaats ik hier een van de verhalen uit mijn verhalenbundel "Op z'n Veertjes", waarover ik een bericht geplaatst had.
TERUG, ZEG IK!
Om in het kippenhok te komen, moet ik door het geiten- en schapendeel lopen. Dat hele spulletje loopt buiten, maar zodra ze geluiden uit het hok horen, komen ze eraan. Het beroemde toverwoord zit in hun koppen: eten!
Niet dus! Nu begint het gevecht. Ik maak de deur naar het kippendeel open en wordt bijna met mijn neus het leghok ingeduwd door een schaap dat eerder naar binnen wil dan ik.
Dat gaat niet gebeuren. ‘Terug jij! Terúg, zeg ik.’
Het dier kijkt me schaapachtig aan, ook nummer twee steekt zijn kop naar binnen. Wat ga jij daar doen? vragen ze zich af en gedragen zich alsof ik lucht ben. Ze “boeksen” me gewoon aan de kant. Ik duw een schapenkop terug. ‘En nu eruit!’
Zo’n dier weegt toch gauw vijftig kilo, dus dit is voor mij een oefening in duwkracht. Eindelijk, gelukt. Ik trek de deur achter me dicht en focus me op het kippenhok.
Drie kippen zitten gezamenlijk op een aantal eieren te broeden en voelen de bui al hangen. Ze zitten bovenop elkaar als één grote kluwen veren, bij voorbaat in de verdediging. Eerst eens even dat drietal met hun eieren naar het schoongemaakte hokje ernaast verplaatsen.
Hier begint aanval nummer twee. Als ik er eentje bij de kladden pak, krijst die alsof ze levend gevild wordt, de anderen sluiten aan. Zelfs de overige exemplaren die buiten lopen en wijselijk uit de buurt van het binnenhok blijven, laten van zich horen. De drie dames hakken op mijn handen in, alsof die bestaan uit korrels voer. En maar krijsen!
Hèhè, de kippen en hun eieren verplaatst. Alle drie graaien ze met hun poten de eieren naar zich toe en vouwen hun vleugels eromheen. De rust keert terug. ‘Nou dames, fijne dag vandaag, en bedankt voor jullie allerhartelijkste ontvangst.