Wij zijn geen carnaval-gangers, we zijn er niet mee opgegroeid, dus alles ontgaat ons een beetje. Al moet ik zeggen dat ik zaterdag in Valburg wel een glimp van de mooie carnavalswagens heb opgevangen. En we hebben de optocht zeker gehoord (maar die ging dan ook zo’n beetje door ons huis heen)!
Dit jaar per ongeluk wéér (net als vorig jaar) midden in carnavals-gebied een hotelletje geboekt, glad vergeten dat ze daar in Zuid-Limburg, en volgens mij in het bijzonder in Mechelen waar wij moesten zijn, er helemaal voor gáán. Op onze wandeltochten hoorden we in de wijde omtrek ook hier het carnavalsgedruis en even waren we bang dat we door de optocht vast zouden komen te zitten. Zo aan de rand van het spektakel kon ik me voorstellen dat als zovelen om je heen meedoen, het een vrolijke boel is, waar alles kan en mag. Niets is te gek en iedereen is gelijk. Zeker na een aantal jaren niet gehost te kunnen hebben, was het deze keer waarschijnlijk des te fijner.
Overigens zaten we daar toch goed in het zuiden, het was namelijk stralend weer, terwijl het in de rest van Nederland druilerig was.
We werden opnieuw verliefd op de heuvels, de vakwerkhuizen en de Geul. Een wandeling hierlangs bracht ons bij een voormalige steengroeve, waar steen te zien is uit het Carboon (tussen de 0,4 en 0,2 miljoen jaar oud). Ook zijn her en der sporen uit de Romeinde tijd te vinden. Het ademt een oude, pure, buitenlandse sfeer, dat Limburg. In de rust kun je er wandelen over holle wegen en door weilanden, langs beekjes en bomen met (beschermde) maretak in de kruinen.
Ons gezellige hotel serveerde maar tot vier uur, ze hadden geen kok en ander personeel dus zagen wij ons genoodzaakt om elders uit eten te gaan.
De Smidse in Epen is een mooie plek waar je ook kunt overnachten in basic kamers zonder tv, en waar ze bovendien wandelarrangementen aanbieden. Het ligt vlakbij de Geul, zodat je er aan het eind van een etappe/tocht (op het terras) iets kunt nuttigen.
Een andere gezellige, met kaarsen verlichte herberg net over de grens in Teuven (België), is ‘Moeder de Gans’, “waar de huisgemaakte gerechten veelal bestaan uit ambachtelijke en biologische producten van boeren en ambachtslieden uit de streek”. Dat alleen al klinkt authentiek en lekker... Het had me niet verbaasd als er een troubadour binnen was gekomen om een lied op zijn luit te spelen.
Toen we na een paar heerlijke dagen toch ook nog ergens echte Limburgse vlaai wilden eten, bleek die moeilijk te vinden te zijn. Op as-woensdag sliep kennelijk iedereen z’n roes uit en/of was aan het opruimen dus in ieder geval was er in heel Mechelen geen vlaai te vinden. Uiteindelijk kwamen we, nabij Vijlen (het hoogste dorp van Nederland), in boscafé ‘Het Hijgend Hert’ uit. Hier waanden we ons in een soort Oostenrijkse après-ski hut. Helaas viel de kersenvlaai tegen.
Later hoorde ik dat bakkerij Franssen in Epen heerlijke vlaaien verkoopt.
Limburg: tot de volgende keer!